Dag 436.
Lieve Jasmijn,
Toen ik mama vanochtend een afscheidskusje gaf en haar met jou succes wenste in het ziekenhuis, zei ze: “Dat gaat wel goed komen, met die kanjer in de auto.” Het is de rode draad van ons leven tegenwoordig. Jij sleept ons er wel doorheen. Met jou, jouw eeuwige opportunisme en jouw onuitputtelijke vrolijkheid, gaat het eigenlijk vanzelf. Alles hier thuis, maar ook alles in het ziekenhuis. Je kijkt er naar uit om weer naar de slaapdokter te gaan en elke keer wanneer we klaar zijn om vanuit het PMC naar huis te rijden, wil je altijd “nog snel langs de muziekstudio” of “nog heel kort naar de sportzaal” of “nog heel even bij de knutselkar kijken”. Nee, ik heb geen twijfel dat het straks weer een feestje gaat zijn met jou en dus laat ik jou en mama met een gerust hart wegrijden.
Voor mij luidt het - alweer - een dagje tuin in. De puntjes op de i qua grasveld en wat andere kleine werkzaamheden, waar ik toch mooi mee bezig ben tot Mila van school gehaald moet worden. Aan de bar spelen we potjes domino en we maken puzzels. Avondeten doen we, meteen als jij en mama thuiskomen, in de plaatselijke snackbar, want jij mocht het avondeten kiezen. Echt veel frietjes eet je niet, maar met die grote bananenmilkshake weet je wel raad. We hadden het serieus echt gezellig en waren pas laat thuis. We brachten jullie meteen naar bed en nadat jij nog twee keer boven aan de trap gestaan had, viel je in slaap. De avond van papa en mama was verder heerlijk…
…want lieve Jasmijn, “ik weet niet zo goed wat ik moet zeggen…” Op de tweede dag na de diagnose, op de dag dat wij hoorden dat jij geen leukemie had, maar een hoog risico Neuroblastoom in stadium 4, schreef ik precies diezelfde woorden in dit dagboek. Toen was het geschreven uit puur verdriet, maar vandaag schrijf ik het in een vlaag van opluchting die ik onmogelijk beschrijven kan. Antoinette belde zojuist… Ze belde vlak voor het avondeten. Ik zat op de WC, maar toen ik haar naam zag, trok ik in een reflex mijn broek omhoog en rende naar de slaapkamer. Aan de stem van Antoinette hoorde ik nog niets, maar ik kon echt niet wachten tot mama en jij thuis waren en dus vroeg ik maar gewoon naar de uitslagen. En Jasmijn, die uitslagen waren goed. Een SIOPEN van 0 (was 1), geen enkele oplichting meer op de MIBG-scan, geen enkel nieuw tumorweefsel op de MRI. Antoinette beschreef het als “de beste uitslag die we hadden kunnen krijgen”. Oh Jasmijn, ik weet nog steeds niet zo goed wat ik moet zeggen. Ik ben te verbaasd om blij te reageren, maar aan de andere kant nog te voorzichtig om conclusies te trekken. Dit nieuws is té fijn, het is té mooi en precies wat we wilden; waar we alleen maar op konden hopen. Maar nu het woord eruit is, merk ik meteen dat mijn verdedigingsmechanisme door wil. Tussentijdse immuno-scans: check. En… door! We zijn er namelijk nog niet; nog lang niet zelfs. Toch ben ik van binnen al zo blij, maar op de een of andere manier blokkeert mijn hoofd de vreugde van mijn hart. Ik ben zo blij, ik zou kunnen huilen, springen en schreeuwen tegelijk, maar in plaats daarvan zit ik op de bank en is er hooguit een glimlach te zien. Blijdschap is een emotie die snel komt, maar ook heel snel weer gaat. Niet omdat er geen reden meer voor is, maar omdat er belangrijkere zaken zijn. Het verdergaan, het doorzetten, het afmaken. Dat die blijdschap zich niet toont, betekent niet dat ik verdrietig ben; integendeel. Mijn opgeluchte gevoelens uiten zich op een andere manier, die ik vooral voel als ik naar jou kijk. Wat ben ik trots op jou Jasmijn. Trots op wie jij bent, trots op hoe je met deze klote-situatie omgaat en trots op hoe hard jij aan het vechten bent. Trots op hoe ver je al gekomen bent, wetende van hoe ver je moest komen, mezelf realiserend hoe ver je nog moet. Maar opgeven, dat is voor jou nooit een optie geweest. Jij gaat door, alsof het niets is, omdat je weet dat dat de enige manier is om sterk te blijven met dit hele gezin. En dan, lieve Jasmijn, als je zo sterk bent en zo ongelooflijk hard vecht, dan… en dan citeer ik voor de zoveelste keer jouw lieve tante Paulien… dan krijg je wat je verdient. Echt Jasmijn, het woord “trots” komt nog niet eens in de buurt van wat ik voel na het horen van deze uitslagen. Je bent gewoon de aller-, aller-, allerbeste.
Ik hou van je, allersterkste strijder.
Papa